Er is veel onwetendheid over hoe de motorische en cognitieve ontwikkeling al in de eerste maanden belangrijke fundamenten legt. Zoals ik niet in staat was te zien wat er gebeurde in de tijd voor mijn dochter kon omrollen, zo is er ook in de wetenschap lang gedacht dat alleen wat meetbaar was telde, namelijk de zgn. mijlpalen in de motoriek zoals omrollen. Er werd aangenomen dat eerst de motoriek rijpt en daarna de cognitie zich ontwikkelt, wat het eerst door Jean Piaget is beschreven.
Jean Piaget
Piaget bewees met een experiment dat kinderen tot ongeveer 10 maanden oud bleven grijpen naar hetzelfde bakje waar iets in verstopt had gezeten. Dit deden ze, hoewel ze hadden gezien dat het vervolgens in een identiek bakje op een andere plaats was verstopt. Piaget noemde dit ‘object permanentie’, het weten dat een bedekt voorwerp er nog is, ook als je het niet ziet. Hij vond het experiment een bewijs dat het kind nog geen ‘object permanentie’ heeft, aangezien hij verkeerd grijpt. En het ontwikkelen van die ’object permanentie’ zag hij als het begin van cognitie, het verwerven van kennis en begrip.
Esther Thelen
Anderen, waaronder Esther Thelen, konden later echter bewijzen dat Jean Piaget niet gelijk had. Piaget liet een kind een aantal malen naar het bakje A grijpen voor hij het voorwerp in bakje B verstopte. Met een aantal verschillende variaties op dit experiment, kon Thelen laten zien dat het ingesleten bewegingspatroon van het herhaald reiken naar bakje A maakt dat de hand automatisch naar bakje A terug gaat. Aan de ogen van het kind en zijn kijkrichting kon je zien dat hij wist dat het voorwerp in bakje B was. Esther Thelen bewees dat o.a. door minder vaak te laten herhalen, door van houding te laten veranderen of door even een andere beweging tussendoor te laten maken. Bij die experimenten kon het kind wel vaak naar bakje B reiken. Ook het geheugen speelt in deze experimenten een rol. Hoe jonger het kind hoe korter de tijd waarin hij iets kan onthouden. Door de duur van het experiment van Jean Piaget konden jongere kinderen het minder goed dan oudere kinderen.
Uit deze experimenten kun je zien dat al heel jong herhaalde bewegingen worden geautomatiseerd tot bewegingspatronen en op die manier bewegingsgewoontes vormen. En verder bewijzen ze dat cognitie en dus begrijpen veel eerder start. En dat je voorzichtig moet zijn met te snelle interpretaties van je onderzoeksgegevens.
Dynamische Systeem Theorie toegepast op de ontwikkeling
Sinds Esther Thelen zien we de ontwikkeling van een kind als een dynamisch systeem, alles ontwikkelt zich tegelijk en het hangt nauw samen met wat het kind aan ervaringen heeft gehad. Opeens kan er dan een betekenisvolle actie uit voort komen, zoals het omrollen. Voor het omrollen heeft het kind nodig:
- Nieuwsgierigheid
- Motivatie
- Stimulatie
- Ontwikkeling van de ogen, zodat het kind ver genoeg kan kijken en waardoor hij een groter besef krijgt van de ruimte om zich heen. Dan zal hij ook gaan reiken naar een speeltje dat wat verder weg ligt en zo meer beweging uitlokken en daardoor bijvoorbeeld omvallen.
- Verdwijnen van reflexpatronen zoals de grijpreflex, waardoor het kind gericht kan gaan reiken en speelgoed pakken.
- Geheugen voor bewegingen die hij maakt of die hij heeft ervaren, zoals op de buik worden gelegd door hem over de zij te rollen en omgekeerd. En als hij op zijn buik ligt en naar een speeltje reikt, zal hij op een gegeven moment per ongeluk omvallen en naar zijn rug rollen. Als dat een paar keer gebeurt, kan hij zich dat herinneren en actief opzoeken.
- Voldoende ontwikkeling van samenwerking tussen de verschillende spiergroepen.
- Voldoende spierkracht.
- Voldoende evenwichtsgevoel.
Variabiliteitsgenerator
Aan al die factoren wordt vanaf de eerste dag gewerkt door de bewegingen die elk kind maakt vanuit de ‘Variabliliteitsgenerator’. Esther Thelen en haar onderzoeksteam observeerde een lange tijd baby’s iedere week een uur, wat ook op video werd opgenomen. Dat werd later minutieus bekeken in slow motion om er patronen uit te halen. Esther ontdekte dat baby’s die nog veel onder invloed van reflexpatronen zijn, steeds en net een beetje anders bewegen. Daardoor creëren ze ook dat ze de bewegingen meer kunnen gaan beheersen. Esther Thelen noemde dit systeem van bewegingen en gewriemel van baby’s ‘Variability Generator’. Met behulp van deze bewegingen ontwikkelt zich ook het evenwichtsgevoel, doordat steeds op een andere plek in de grond wordt gedrukt. Chava Shelhav heeft deze bewegingen weer vertaald in haar ‘Developmental Movement Explorations’.
Motorische en cognitieve ontwikkeling gaan hand in hand
Dus in nauwe samenhang met bewegingsontwikkeling ontwikkelt het kind zijn beeld van zichzelf en van de wereld om zich heen. Hij zal de wereld steeds beter gaan begrijpen als hij meer en meer met voorwerpen speelt en leert er mee te manipuleren en als hij meer en meer de ruimte in gaat. Omrollen is de eerste verplaatsing in de ruimte waardoor hij daarmee een begin maakt met de ruimtelijke oriëntatie en leert begrijpen wat onder en boven is, bijvoorbeeld.
In de eerste maanden zal je kind vooral tijd nodig hebben om zichzelf te leren kennen en te werken aan een helder sensomotorisch plaatje van zichzelf. Vanaf dag 1 werkt je kind daaraan in een door zijn ogen afgedwongen beschermende kleine wereld, niet groter dan de wieg of de verzorgende persoon als die dicht bij is, zoals bij het voeden.
Hoe kun je je baby helpen in deze tijd zich optimaal te ontwikkelen? Deel het onderaan in het commentaarveld.